16/07/2018 Marcel Fieremans in De Standaard

De eenzame fietser is vooral ervaren

Marcel Fieremans over Parijs-Brest-Parijs. ‘Je moet er rekening mee houden dat je alleen valt.’ Fred Debrock

Van Parijs naar Brest en weer terug. Dat is 1.200 kilometer, af te leggen in negentig uur. Met de fiets. De legendarische koers vindt om de vier jaar plaats en Marcel Fieremans doet deze zomer voor de negende keer mee. ‘Eén editie liet ik passeren: de grootste stommiteit van mijn leven.’ HANS COT

Je hebt de fietser, je hebt de wielertoerist en je hebt de randonneur. Dat is de fietser die dagen- en nachtenlang, zonder vermoeidheid te voelen, kilometers maakt, de bergen op, door weer en wind. Zo’n overtreffende trapper is Marcel Fieremans, 65 jaar, getaande armen en gespierde benen, het dunnende haar kortgeknipt. Volgende zomer rijdt hij voor de negende keer Parijs-Brest-Parijs. De marathonkoers is legendarisch, door de afstand (1.200 kilometer, af te leggen binnen de negentig uur), door het land en het landschap (de côtes, de cols), door de traditie (voor het eerst in 1891 gehouden). En vooral omdat Parijs-Brest-Parijs maar één keer om de vier jaar wordt georganiseerd, even niet opletten en je hebt het gemist. Fieremans deed voor het eerst mee in 1983, hij liet maar één editie passeren. ‘We hadden gebouwd en ik kon niet genoeg trainen. De grootste stommiteit van mijn leven.’
Fieremans is met die bijna negen deelnames Belgisch recordhouder. Maar ach, zegt hij gelouterd, ‘mij is het daar niet om te doen, records zijn er om gebroken te worden.’ Hij droomt ervan volgend jaar mee te doen met zijn twee zonen, die ook de smaak van het langeafstandsfietsen te pakken hebben gekregen. ‘Samen met hen arriveren, dat moet geweldig zijn.’

Drie uur op een veldbed

Een antropoloog zou eens een studie moeten maken van de Vlaming en zijn fietshok, de architectuur van de gereedschapsmuur, met de staande fietspomp als cruciaal instrument. Bij Fieremans thuis hangen deze bordjes aan de muur: Parijs naar links, Brest naar rechts, Parijs naar rechts. Eenvoudiger wordt het niet, onwaarschijnlijker ook niet, monsieur Paris-Brest-Paris. ‘De start van de koers wordt gegeven om 18 uur. De eerste nacht fiets je door. Bij de eerste controlepost, na 220 kilometer, kun je iets eten, een douche nemen en wat slapen op een veldbed. Niet te veel, drie à vier uur. Ooit kwam ik al als derde aan op de eerste controle, ik kreeg een bedje toegewezen aan de ingang van de zaal. Daar moest elke fietser die na mij aankwam passeren, en ik stapte dan maar snel weer op de fiets. Die editie haalde ik mijn snelste tijd, 63 uur en 20 minuten.’

‘Au fond interesseert koersen me niet. Randonneren is in de eerste plaats een mentale kwestie’MARCEL FIEREMANS

De fiets van de randonneur kijkt niet op een kilootje meer. Er zijn een bagagedrager, spatborden, lichten achteraan en vooraan, allemaal accessoires waarvan de wielertoerist gruwt. ‘Au fond interesseert koersen me niet’, zegt Fieremans. ‘Randonneren is in de eerste plaats een mentale kwestie. Wie deelneemt, is in theorie en in de praktijk goed voorbereid. Je moet in het jaar ervoor brevetten halen.’
‘De randonneur moet zichzelf kunnen behelpen. Natuurlijk kan hij zelf zijn fiets onderhouden en herstellen. Een kaderbreuk is moeilijker, daar moet je wellicht een fietsenmaker voor zoeken. Soms fiets je in een groepje, soms in een peloton, soms urenlang alleen. Maar de ongeschreven regel onder randonneurs is dat de groep niet noodzakelijk wacht bij bandbreuk of panne. Je moet er rekening mee houden dat je alleen valt. Dan ga je gewoon verder.’
‘Het is een onoverzichtelijke taak als je daar aan de start staat in Parijs. Daarom moet je je doel verkleinen: niet forceren, niet overdrijven, je richten op de eerste controlepost. Je moet op het gemak inrijden en je moet regelmatig fietsen. Cruciaal is dat je doseert. Je moet op voorhand je tijd opgeven, negentig uur is het maximum, maar je kunt dus zeggen dat je pakweg in tachtig uur zult arriveren. Zo maken sommigen er toch nog een wedstrijd van. Wie zegt het te kunnen doen in 76 uur, en er dan twee uur langer over doet, wordt niet in de uitslag opgenomen. (fel) Zulke fietsers zijn een schande voor de sport!’
De gemiddelde leeftijd van de deelnemers van Parijs-Brest-Parijs ligt boven de vijftig. De loutering van de leeftijd werkt zelfkennis in de hand. Het helpt misschien om te weten dat die finish bij elke trap een meter dichterbij komt. Te snel is nefast. Fieremans: ‘Veel enthousiastelingen fietsen de Ronde van Vlaanderen, 260 kilometer, en beginnen dan te randonneren. Een jaartje, om er dan weer mee te stoppen. Dit is een andere sport.’
Dubbel geplooid liggen in het kader is een levenshouding die misschien niet voor iedereen is weggelegd, maar toch ook weer niet zoveel afwijkt van die van de overtuigde zeiler of de gedreven bergwandelaar. Waarom altijd maar meer, steeds verder? Algauw bots je bij dit soort duursporters op de vraag wat hun innerlijke motor is, en of dat Forrest-Gump-achtige fietsen niet een groot ongeluk moet compenseren.
De Nederlandse tv-maker en schrijver Jelle Brandt Corstius trok na de dood van zijn vader naar de Middellandse Zee. Op de fiets. Zijn bedoeling was ‘een beetje filosoferen, reflecteren, rouwen, wat dat ook mag zijn’, zei hij daarover in NRC Handelsblad. ‘Maar er kwam niks van terecht. Ik was bezig met klimmen, dalen, niet vallen, navigeren, een slaapplek vinden, slapen. Met overleven. Nauwelijks met mijn vader. En toch bleek dat precies te zijn wat ik nodig had: afleiding, een duidelijk doel. Elke dag honderd kilometer.’

Fietsen als therapie

De fiets als therapie, nogal wat fietscoaches bieden hun helende diensten aan. Niet alleen fysiek kan het je erdoor helpen, de fiets maakt ook plaats in het hoofd. Favoriete inspirational quote? ‘Life is like riding a bicycle. In order to keep your balance you must keep moving.’ Precies omdat je aandacht moet gaan naar de weg en hoe het veilig blijft, raakt je malende hoofd uit die mallemolen.
De fiets is een ding waarmee je je een houding zoekt, genezing, identiteit en meer en meer ook een gezonde oude dag. Hij biedt een rustige regelmaat. Het is een kwestie van oefenen, niet van talent, levenslang leren of bijzondere techniek, om enorme afstanden te kunnen overbruggen. De randonneur is de verpersoonlijking van de zelfredzame, actieve, in vrijheid levende, grensverleggende, gelijkmoedige, taaie neosenior die weet wat hij wil en weet wat hij kan, steeds bereid de ander te helpen, maar ook weer niet helemaal zonder zelfzucht. En hij duizelt niet snel bij cijfers. ‘Af en toe tweehonderd kilometer fietsen en je kunt Parijs-Brest-Parijs aan’, zegt Fieremans. ‘Zo enorm veel trainen als vroeger doe ik niet meer. Mijn vrouw is ondertussen gepensioneerd, we doen nu meer samen. Op een jaar doe ik nog maar 20.000 kilometer of zo.’

Bron: De Standaard